Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zult [99]Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid [100]geven, die Gij onzen vaderen van [101]oude dagen af gezworen hebt. 99. Dat is, Jakobs en Abrahams nakomelingen; zie Rom.9:6,7,8. Of, de trouw, of waarheid van Jakob, de goedertierenheid, of weldadigheid van Abraham, dat is, die Gij hun beloofd hebt. Verg. Jer.2:2, en versta hierdoor den Messias, den Middelaar van het genadeverbond, en alles met Hem. Verg. Luk.1:68,69,70,71,72,73; Rom.8:32; een heerlijk besluit der profetie, vol van geloof en verwachting van den Messias. 100. Of, leveren; dat is, daarstellen, metterdaad bewijzen en volbrengen. 101. Hebr. van de dagen der oudheid; dat is, voor langen tijd.